China begrijpen is niet eenvoudig, als je in klein en overzichtelijk Nederland woont. Het is wel noodzakelijk; ook ons landje is onlosmakelijk met deze reus verbonden. Yu Hua is een scherpzinnige gids door zijn land. Hij observeert en duidt wat er om hem heen gebeurt, hij wíl begrijpen wat er in de hoofden van de mensen om hem heen gebeurt, wat het betekent om Chinees te zijn in deze tijd.
In het korte verhaal ‘Their Son’ probeert Shi Zhikang na zijn werk een bus te pakken:
People were already waiting there in three clusters and, as the bus slowed down, the clusters moved to position themselves in line with the bus’s three doors. When the bus stopped, the clusters became stationary. The doors opened and passengers squeezed out in a tight, solid stream like toothpaste from a tube, and then, in a dense mass of limbs, people piled on.
Nooit, zelfs niet tijdens spitstijd in de Randstad, heb ik in Nederland meegemaakt wat het écht betekent om onderdeel te zijn van een mensenmassa, om te weten dat er eigenlijk meer mensen op jouw stuk aarde zijn dan draaglijk is. Natuurlijk, in een vastgelopen straat tijdens Koninginnedag kun je dit voelen, in de rij voor een festival misschien, maar dat zijn uitzonderlijke momenten. Dit is van een ander kaliber. Een grotere bevolkingsdichtheid en een strakker dagritme maken de concentratie van mensenmassa’s in een Chinese stad omvangrijker dan bij ons. En dat verschil voel je.
Ik zag zo’n duizelingwekkend opeengepakte stroom van mensen toen ik eens in Beijing in de metrospits verzeild raakte. Zeker een halfuur heb ik de massa geobserveerd, maar ik kon niet onder woorden brengen hoe het voelde, tot Yu Hua me deze woorden gaf: ‘a tight, solid stream like toothpaste from a tube’. Het is een meesterlijke metafoor om de ontmenselijking te treffen. Ook mooi vind ik de routine waarmee de passagiers alvast opgesteld staan in clusters, nog voor de bus arriveert. Allemaal kleine radertjes die weten hoe ze het systeem soepel moeten laten draaien.
De arme Shi Zhikang moet op weg naar huis nog een keer overstappen op een volgende bus:
Shi Zhikang swiftly pushed his way to the front and spread his arms a little, pressing backward as the bus approached, pushing people behind him back onto the sidewalk. As the front door of the bus slipped past, he monitored the bus’s speed and calculated that he should be perfectly in line for the middle door. But what happened was that the bus came to an abrupt stop, leaving him a yard or two away from his target door. He’d lost his position in the front row, and now he found himself on the outer edge of the crowd.
Met nog grotere precisie omschrijft Yu Hua zijn hoofdpersoon hier als een radertje in een groter netwerk. Shi Zhikang weet precies wat hij moet doen om een perfecte positie te bereiken – om vervolgens uit het lood te worden geslagen als de bus zijn exacte routine niet volgt. Hij is berekenend, meer nog dan in de vorige passage merk je dat Shi zijn medemensen niet als individuen ziet, maar als een massa. Hij duwt en perst zich een weg door een anonieme muur van lichamen. Elke dag.
Eenmaal thuis vertelt zijn vrouw Li Xiulan dat ze is gevallen tijdens háár busreis. Ook voor haar is dit de onontkoombare dagelijkse praktijk. Zij zijn slechts twee van de gezichten in de forenzenhel van China’s miljoenensteden. Talloze arbeiders stappen dagelijks in dit systeem om een paar tientjes per maand te verdienen – ook de penibele gezinsfinanciën worden besproken door het echtpaar. Twee van velen, maakt Yu Hua met elk detail duidelijk. En dan komt de zoon thuis voor het weekend. De zoon, voor wie de ouders speciaal eten in huis hebben gehaald, voor wie ze zich hebben gehaast, luistert naar muziek en kijkt simultaan televisie, terwijl hij met zijn ouders spreekt.
He swiveled his head and removed an earphone from one of his ears. “What did you say?”
“Go and wash your hands,” Li Xiulan said. “There’s flu going around now and it’s easy to pick up germs on the bus. Go wash your hands, and be sure to use soap.”
“I don’t need to wash my hands.” Their son replaced the earphone. “I took a cab.”
De bezorgdheid. De bacillen. En dan die taxi. Die laatste zin sloeg bij mij in als een bom, toen ik het voor het eerst las. “I took a cab.” Het zegt alles over de generatiekloof tussen zoon en ouders. Het is een provocatie, de nonchalance waarmee de zoon dit meedeelt. Het is ook een sublieme manier om de overgang naar een individualistische samenleving te tonen, het proces waar China nu middenin zit. “I took a cab” – ik ga me niet met die massa inlaten.
Voor de zoon betekent geld uitgeven ook iets anders dan voor zijn ouders. Het contrast is enorm, de ouders die zich zorgen maken over centen, terwijl de zoon het veelvoudige daarvan uitgeeft aan een taxiritje. Op kosten van zijn ouders, dankzij wie hij kan studeren.
De ouders gaan niet schelden, kan ik verklappen. Ze verdragen de extravagantie van hun zoon in stilte. Hij is, tenslotte, hun enige kind. Degene voor wie ze werken. Degene die verder moet komen dan zij, die hun eigen dagelijkse arbeidersroutine moet ontstijgen. In dat ene zinnetje, “I took a cab”, zit de pijn van een generatie. Chinezen die alles doen voor hun ene kind, om vervolgens tot hun verbijstering te ontdekken dat dit kind zich ontpopt tot een egoïstische individualist.
Dat Yu Hua juist reisgedrag als onderwerp kiest om zijn punt te maken is briljant gekozen, er gaat een grote symbolische kracht van uit. China is in meerdere opzichten een land in beweging, rap op weg naar een materialistische samenleving, naar een individualistische samenleving. En los van de symboliek: het verplaatsen van mensenmassa’s is één van de grote uitdagingen van China in deze tijd. Yu Hua toont ons dat in het kleine; in drie mensenlevens, maar geeft daarmee ook een inkijkje in het grote; een transformerende natie.
Als ik weer in China ben – ik kom er soms, het is het vaderland van mijn man – en ik zie die massa’s in de bus en in de metro, dan zal ik denken aan die tandpastatube, en dankzij Yu Hua weten hoe het voelt.