Misdaad en Straf daagt elke lezer uit om na te denken over moraal, armoede, religie en de menselijke psyche. Een grote roman met grote ideeën, opgebouwd rond een gesjeesde student die denkt er goed aan te doen om iemand te vermoorden.
De eerste keer Misdaad en Straf lezen is een ervaring – het is zoiets als in een achtbaan stappen en niet weten of je het wel prettig vindt, maar je kunt niet stoppen en je komt er vol adrenaline weer uit.
Ik denk dat die heel intense ervaring vooral voortkomt uit het feit dat we zo gedetailleerd kennis maken met de psyche van de held Raskolnikov. We worden deelgenoot van de theorieën en filosofieën, koortsachtige zijsporen en dwanggedachten in zijn hoofd. Op de eerste pagina leren we hem op deze manier kennen:
Hij leefde zo in zichzelf gekeerd en zo teruggetrokken dat hij bang was voor elke ontmoeting.
Voor mijn gevoel schemert er in deze regel een grote sociale onhandigheid door, hoewel het natuurlijk ook te maken heeft met zijn koortsachtige geest, die dan al in beslag is genomen door zijn voornemen tot moord. Belangrijk is dat hier, op de allereerste pagina, Dostojevski al duidelijk maakt dat er een enorme kloof gaapt tussen Raskolnikov en de mensen om hem heen. Zij hebben op zijn best slechts een vage notie van zijn innerlijk, zien niet wat er aan de hand is – of willen dat niet zien.
Dit is al het geval vóórdat hij een moordenaar is. En als hij dan eenmaal zijn misdaad heeft begaan, zien we hem lopen, een willekeurig gezicht in het straatbeeld van Sint Petersburg:
Een nieuw, onweerstaanbaar gevoel maakte zich van hem meester: het was een mateloze, bijna fysieke weerzin jegens alles op zijn weg en om hem heen, een hardnekkige, kwaadaardige, haatdragende weerzin. Hij vond iedereen weerzinwekkend op zijn weg: hun gezichten, hun manier van lopen, hun bewegingen waren weerzinwekkend. Alsof hij iemand, wie dan ook, die tegen hem begon te spreken, gewoon in zijn gezicht zou spuwen, zou bijten…
Die herhaling van weerzin – weerzinwekkend in deze passage hakt er enorm in. De mensenschuwe jongen van de openingspagina wordt hier overvallen door mensenhaat. Mijn gedachten gaan onwillekeurig naar die eenlingen die een wapen leegschieten in een school, in een winkelcentrum… Dostojevski dwingt ons er met zijn hypnotiserende schrijfstijl toe om ons te verplaatsen in een geest in zo’n kritieke toestand. Een pagina later is Raskolnikov bij zijn opgewekte, kordate vriend Razoemichin beland:
‘Zal ik je eens wat zeggen? Jij ijlt maar wat!’ zei Razoemichin, die hem aandachtig gadesloeg.
‘Nee, ik ijl niet…’ Raskolnikov stond op van de divan. Toen hij de trap opliep naar Razoemichin, had hij er niet aan gedacht dat hij waarschijnlijk oog in oog met hem zou moeten staan. Maar hij begreep nu ineens en reeds uit ervaring dat hij op dit moment minder dan ooit geneigd was om oog in oog met wie dan ook op de hele wereld te staan. Zijn gal liep over. Hij stikte haast van woede op zichzelf zodra hij over Razoemichins drempel was gestapt.
Opnieuw die behoefte om alleen te zijn, om iedereen te ontwijken, in combinatie met een plots opvlammende zelfhaat. De herhaling van ‘oog in oog’ is opvallend en dwingend. Critici hebben Dostojevski om zijn herhalingen wel een slordig stilist genoemd, maar je ziet dat het in deze beide gevallen een enorm effect heeft: het voelt even koortsachtig en dwangmatig als de hoofdpersoon zelf.
Razoemichin is op dit punt, en ook later in de roman, allerminst in staat om het gedrag van zijn vriend juist te interpreteren. Verschillende mensen maken zich zorgen over zijn zieke toestand. Waarom hij ziek is en wat hem doet ijlen, vragen zij zich vervolgens niet af.
Dostojevski laat Raskolnikov in de dagen hierna vervallen van de ene intense emotie in de andere. In deze bijna groteske scene lijkt hij zichzelf helemaal kwijt te zijn:
‘Houdt u van straatgezang?’ wendde Raskolnikov zich plotseling tot een niet meer zo jeugdige voorbijganger die bij het draaiorgel naast hem had gestaan en eruitzag als een flaneur. De man keek hem stomverbaasd aan. ‘Ik houd ervan,’ praatte Raskolnikov door, maar met een gezicht alsof hij het helemaal niet over straatgezang had, ‘ik houd ervan als op een koude, donkere en natte herfstavond bij een draaiorgel gezongen wordt, vooral op een natte avond als alle voorbijgangers bleekgroene en zieke gezichten hebben; of liever nog als er natte sneeuw valt, helemaal recht naar beneden, bij windstilte, weet u wel? En wanneer je het schijnsel van de gaslantaarns erdoorheen kunt zien…’
‘Dat weet ik niet… Neemt u mij niet kwalijk,’ mompelde de heer geschrokken, zowel van de vraag als van de vreemde uitdrukking op het gezicht van Raskolnikov, en hij stak over naar de andere kant van de straat.
Zijn er mensen die na dit fragment nog sympathie voelen voor Raskolnikov? Vinden we hem afgrijselijk, deerniswekkend, lachwekkend? Zouden we net als deze willekeurige voorbijganger het liefst naar de overkant van de straat lopen, als we hem tegenkomen? Je zou denken van wel. Toch krijgt Dostojevski het voor elkaar om ons met zijn moordenaar mee te laten leven. We worden ervan weerhouden om de persoon samen met zijn misdaad te veroordelen. Raskolnikov heeft gemoord, maar hij doet ook goed. Hij is niet alleen een moordenaar, hij is ook een vriend, een broer, een zoon – en een weldoener, ondanks zijn eigen armoede. De schrijver leert ons medemenselijkheid, onder de meest onwaarschijnlijke omstandigheden.
Niet voor niets noemde ik Raskolnikov aan het begin van dit stuk een ‘held’, en geen ‘anti-held’ of heel neutraal een ‘protagonist’. Hoe groot de heldenstatus van deze gekwelde moordenaar is, werd mij duidelijk toen ik in 2008 Sint Petersburg bezocht. Er is een tamelijk populaire route in de voetsporen van Raskolnikov, die onder meer langs het adres van de romanpersoon leidt. Kijk, daar sta ik op de foto bij het huis, vol bewondering kijkend naar de beeltenis van Raskolnikovs schepper. Voor en na mij waren er ook mensen die graag even op deze plek op de foto gingen – en dat gaat vermoed ik dag in dag uit zo door. Waarom wordt de woning van een fictieve moordenaar een bedevaartsoord? Waarom staan wij daar in bewondering? De inscriptie is veelzeggend. (Ik vertaal vanuit het Engels, als iemand die Russisch spreekt mij kan verbeteren is dat welkom!) Het luidt zoiets als:
Raskolnikovs woning
Het tragische lot van de mensen
van dit deel van Sint Petersburg
diende
Dostojevski
als basis tot zijn gepassioneerde pleidooi
voor goedheid voor de hele mensheid
Nu zal iedereen zo zijn eigen redenen hebben om Misdaad en Straf te waarderen. Voor mij zit de kracht vooral in de gedetailleerde toewijding waarmee Dostojevski laat zien dat we nooit kunnen weten wat er precies in het hoofd van de ander omgaat. Welke kwellingen, welke zorgen, welke obsessies er werkelijk schuilgaan achter iemands blik. Terwijl het zo goed zou zijn als we daar onze ogen niet voor sluiten. Er zijn genoeg Raskolnikovs in deze wereld; eenlingen die zo hun eigen kijk hebben op hoe de wereld in elkaar steekt, die niet zo goed weten hoe ze zich moeten verhouden tot hun omgeving, die zich door grootse gevoelens en gedachten laten meeslepen. Het is goed om daar aandacht aan te schenken. De straat oversteken kan altijd nog.
Ik heb in dit stuk dankbaar gebruik gemaakt van de vertaling van Lourens Reedijk.