In Alcalá de Henares kun je op een bankje tussen Don Quichot en Sancho Panza in gaan zitten. Geinig fotomoment, maar als je écht de aanwezigheid van de tegendraadse held wilt voelen, moet je toch ergens anders zijn. Of nergens. Of overal.
Samen met vrienden onderneem ik het korte treinreisje van Madrid naar Alcalá de Henares. Als we uitstappen, lijkt de hoofdstad direct onwennig ver weg. Onze stemmen, nog afgestemd op grootsteeds geraas, klinken luid door de warme, stille straten. We zien meer ooievaars dan mensen. Onze weg leidt onvermijdelijk naar Plaza de Cervantes, waar een gigantische sokkel met het beeld van Miguel de Cervantes Saavedra boven ons uittorent.
‘Hier is de grote schrijver geboren’, schreeuwt het beeld vol overtuiging.
Diezelfde overtuigingskracht straalt het Museo Casa Natal de Cervantes uit, zijn geboortehuis. En dat is best knap, want het lijntje met de werkelijkheid is nog dunner dan ik dacht. Het museum is een reconstructie van hoe zijn geboortehuis eventueel had kunnen zijn – op de plek waar het misschien had kunnen staan. Meer toeristische wensfantasie dan historische basis. Uiteindelijk maken de ooievaars een blijvendere indruk dan de voetsporen van de schrijver.
Daar was hij zeker: de gevangenis
En eigenlijk is dit hoe je Cervantes in heel Spanje tegen kunt komen. 400 jaar is een lange tijd, waar hij allemaal uithing is niet altijd exact te achterhalen. Hoewel er plekken zijn waar zijn aanwezigheid maar al te goed is geregistreerd. Zoals de gevangenis van Sevilla. Cervantes was enige tijd belastinginspecteur – je moet toch wat als je toneelstukken niet zo goed lopen – en hij sjoemelde met de cijfers. Zo belandde hij in 1597 in de cel. Een borstbeeld ter plekke herinnert aan dit dubieuze wapenfeit. Natuurlijk ga ik daarheen als ik in Sevilla ben, en probeer iets te voelen van de ruwe plek die het toen moet zijn geweest. De gevangenis was overvol in die tijd, een maatschappij op zich. Misschien verwijst Cervantes daarnaar, als hij in zijn inleiding tot Don Quichot schrijft:
…verwekt als hij is in een kerker waar elk ongemak zijn zetel heeft en elk naargeestig geluid zich nestelt…
Sommigen concluderen uit deze regel dat hij het idee voor zijn legendarische roman op deze plek kreeg. Wie weet. Die inspiratie hangt nu in ieder geval niet meer in de lucht; de plek, vlakbij een onoverzichtelijk kruispunt, straalt onverschilligheid uit. Cervantes voelt hier net zo ver weg als op elke andere willekeurige straathoek. Ik werp nog een blik op het borstbeeld, en vervolg mijn weg.
Precies als in het boek
Het borstbeeld deed me niets, maar een paar dagen later ben ik toevallig op een plek waar ik wel spontaan blij van word. In Córdoba, op het Plaza del Potro, wordt mijn blik gevangen door een vrolijk gedenkplaatje met de naam van Cervantes erop. Hier? Als ik dichterbij sta, lees ik de prachtige boodschap dat Cervantes deze plek noemt in ‘de beste roman ter wereld’. Dat is nog eens literaire trots!
Achter de nabije deuren wacht een idyllisch plaatje. Anders dan het ‘geboortehuis’ is hier een origineel 14e-eeuws gebouw te vinden. Gulzig slokken mijn ogen de pittoreske binnenplaats op, de waterbron, de witte muren, de donkerhouten balkons.
Ik heb die merkwaardige sensatie van ‘een verhaal binnenlopen’. ‘Precies als in het boek’, jubel ik tegen mijn man. ‘Je kunt ze bijna zien.’
Het is een lichte gebeurtenis. Later op de dag word ik er weer naar teruggetrokken, kijk nog één keer naar die wonderlijk reële binnenplaats. Dit is het lezen leven.
Visioenen
Behalve dat er niets van waar is. Als ik, eenmaal thuis, in het boek op zoek ga naar de herberg die volgens mij bij de plek hoort, vind ik: niets. Cervantes beschrijft nergens die lieflijke waterbron, die witte muren rond die binnenplaats, zelfs niet die overhangende balkons in donker hout, hoe heilig ik daar ook van overtuigd was. Als hij een herberg beschrijft, gaat dat zo:
…omdat voor onze avonturier alles wat hij dacht, zag of meende te zien, eruitzag en gebeurde zoals hij het had gelezen, leek de herberg hem vanaf de eerste aanblik een kasteel toe met vier torens en blinkend zilveren spitsen, zonder dat de ophaalbrug en diepe gracht ontbraken, met alles erop en eraan waarmee dergelijke kastelen worden afgeschilderd.
Geen woord over het aangezicht van de herberg! En zo verloopt het steeds:
Sancho hield vol dat het een herberg was, en zijn baas dat het dat niet was maar een kasteel; en deze twist hield zo lang aan, dat ze de kans zagen zonder hem te beëindigen bij de herberg te komen die Sancho zonder nader onderzoek met koppel en al betrad.
Pas na lang bladeren begin ik de absurditeit ervan in te zien: tussen alle kasteelvisioenen is geen daadwerkelijke herbergbeschrijving te vinden. Don Quichot gelooft in een realiteit die er niet is, aangestoken door zijn leeswoede. En zo verging het mij ook, daar in Córdoba. De malle associaties in mijn brein hebben er maar wat op los gefantaseerd. Volkomen per ongeluk heb ik de meest waarachtige Don Quichot-ervaring die er maar kan zijn. De hele roman dolt met perceptie en zet de werkelijkheid op losse schroeven; dat is precies wat ik er zo briljant aan vind. En eventjes was ik deel van dat schijnspel, zonder het zelfs direct in de gaten te hebben.
Hier was Don Quichot – echt!
Dat lieve gedenkplaatje vertelt overigens geen verzinsels. Deze plek wordt daadwerkelijk in Don Quichot genoemd, maar in slechts een nietig bijzinnetje. Het zegt wel iets, dat zelfs zo’n terloopse verwijzing een trots bordje oplevert. Welke andere roman heeft zo’n status?
Niet alleen La Mancha, heel Spanje is van Don Quichot. Van Sevilla tot Barcelona kom je plekken tegen waar wordt geclaimd dat hij er is geweest. Een hele verdienste voor iemand die nooit heeft bestaan!
Dat is wat er gebeurt als een boek zo geliefd is onder zoveel mensen. Het krijgt een plekje in de tastbare werkelijkheid. Het ís er, omdat wij het met ons meedragen, en het zo graag willen zien. Zoals Raskolnikov ook écht door Sint-Petersburg heeft gelopen en Catherine Earnshaw écht over de heide van Yorkshire doolde. Prachtig, en meer waard dan al die oh-zo-tastbare schrijversstandbeelden.
De citaten zijn afkomstig uit de vertaling van Barber van de Pol.