Waarom het landschap beschrijven als je ook een foto of video kunt maken? Wat hebben beschrijvingen voor nut in het tijdperk van het beeld? Daphne du Maurier laat in Rebecca op briljante wijze zien hoe een beschrijving aan het beeld kan ontstijgen. Het perspectief is cruciaal. De naamloze ik-persoon is pas getrouwd en op weg naar haar nieuwe thuis, het in haar ogen legendarische landgoed Manderley.
Suddenly I saw a clearing in the dark drive ahead, and a patch of sky, and in a moment the dark trees had thinned, the nameless shrubs had disappeared, and on either side of us was a wall of colour, blood-red, reaching far above our heads. We were amongst the rhododendrons. There was something bewildering, even shocking, about the suddenness of their discovery. The woods had not prepared me for them. They startled me with their crimson faces, massed one upon the other in incredible profusion, showing no leaf, no twig, nothing but the slaughterous red, luscious and fantastic, unlike any rhododendron plant I had seen before.
Het gaat mij hier eigenlijk niet om het ‘blood-red’, de ‘crimson faces’ en het ‘slaughterous red’, waarmee Daphne du Maurier overdadig vooruitwijst naar wat komen gaat. In dit schoolvoorbeeld van symboliek schuilt maar een deel van de kracht van deze scene. Wat het zo subliem maakt, is het beeld dat we via deze beschrijving krijgen van de beschouwer. Haar emoties zijn excessief: ze is geschokt, onvoorbereid, geschrokken. Elk woord zegt iets over de onzekerheid en naïviteit waarmee ze haar huwelijk is ingestapt. Met haar zien wij de rododendrons als bedreigend, intimiderend. En net als we denken dat Manderley misschien wel een heel naargeestige plek is, gaat het fragment verder met:
I glanced at Maxim. He was smiling. ‘Like them?’ he said.
I told him ‘Yes’, a little breathlessly, uncertain whether I was speaking the truth or not, for to me a rhododendron was a homely, domestic thing, strictly conventional, mauve or pink in colour, standing one beside the other in a neat round bed. And these were monsters, rearing to the sky, massed like a battalion, too beautiful I thought, too powerful; they were not plants at all.
Maxim, haar kersverse echtgenoot, glimlacht om die struiken waar zij zo door geïntimideerd is. In één klap verschuift ons beeld: gingen we eerst nog mee met haar angstige voorgevoelens, die glimlach zet alles in een ander perspectief. Er is niets bedreigends aan een muur van rode bloemen, ze is gewoon niets gewend. Dat blijkt ook als ze de rododendrons die ze kent, beschrijft als huiselijk en conventioneel. Haar wereld was klein, en de confrontatie met het grotere, overdadige Manderley wordt haar gewoon even teveel. En dan die opvallende conclusie die ze in haar gedachten trekt: te mooi en te machtig tegelijk. Op dit moment, bij het zien van deze rododendrons, wordt de vruchtbare bodem gelegd voor al haar gedachten en gevoelens rond Rebecca, haar overleden voorgangster.
Dat Maxim niets merkt van alle turbulente gevoelens die in zijn jonge echtgenote omgaan, zegt net zoveel over hem als over haar. Dat hij tijdens alle verdere ontwikkelingen in hun huwelijk steeds geen flauw benul heeft van wat er in haar omgaat, kunnen we op basis van die twee woordjes – ‘like them?’ – al voorspellen.
We leren twee karakters en de start van hun huwelijk kennen, en krijgen al een voorbode van wat hen te wachten staat: Daphne du Maurier weet heel veel over te brengen, als ze in een paar regels een muur van rododendrons beschrijft.