In mijn informatiebubbel heeft iedereen het ineens over het gevaar van de informatiebubbel. Over hoe de algoritmes van Google en Facebook ons sturen naar de informatie die ons welgevallig is, zodat we steeds opnieuw bevestigd worden in ons eigen wereldbeeld. Maar die bubbel, die bestaat natuurlijk allang. Kijk maar eens in je eigen boekenkast. Hoeveel boeken van West-Europese en Amerikaanse auteurs tel je? En hoeveel Aziatische en Afrikaanse auteurs?
Sinds ik een jaar of zes geleden Chinese romans begon te lezen, ben ik me steeds meer van mijn beperkte leesgedrag bewust geraakt. Hoe is het mogelijk dat ik hele continenten zo lang bijna volledig heb kunnen negeren? Daar was geen Google of Facebook voor nodig; de leeslijsten op de middelbare school, gevolgd door canon- en bestsellerlijstjes, boekrecensies en boekhandelsaanbod deden hun werk. Als je meer wilt lezen dan de gevestigde klassiekers en de bestsellers, moet je daar wel wat extra moeite voor doen. Met de ontdekking van de Chinese literatuur stapte ik uit mijn eigen leesbubbel, en dat beviel goed. Het is alsof er een nieuwe kamer in mijn brein is gebouwd. Daardoor aangemoedigd, las ik onlangs ook eindelijk Petals of Blood van Ngũgĩ wa Thiong’o.
Nu is het zo dat ik in mijn Chinese leesavonturen wel wat houvast heb, omdat ik China en de Chinese geschiedenis inmiddels een beetje ken. De romans weet ik te plaatsen in verhouding tot de reizen die ik door het land heb gemaakt, en tot alle non-fictie, nieuwsberichten en documentaires die ik in mij heb opgenomen. Voor het Afrikaanse continent heb ik geen vergelijkbare puzzelstukjes om mij aan vast te houden. In mijn hoofd zit hooguit het casco van een huis, waarbinnen ik nog moet beginnen met bouwen.
Eeuwige Nobelprijsgenomineerde
Ngũgĩ wa Thiong’o ken ik vooral omdat zijn naam al jaren rondzingt rond de uitreiking van de Nobelprijs voor de Literatuur. ‘Dit jaar wordt hij het’ en ‘Hij had het moeten worden’ zijn terugkerende mantra’s. Het is passend om juist aan de hand van zijn werk mijn leesbubbel te doorbreken, omdat hij hartstochtelijk heeft gestreden tegen de westerse culturele dominantie. In een tijd waarin het nog heel gebruikelijk was om vrijwel uitsluitend westerse literatuur te onderwijzen aan Afrikaanse universiteiten, streed hij voor een centrale plek voor Afrikaanse literatuur. Samen met twee gelijkgestemde auteurs/hoogleraren schreef hij in 1968 de polemiek On the Abolition of the English Department, met de centrale vraag:
Why can’t African literature be at the centre so that we can view other cultures in relationship to it?
Bij uitstek is Ngũgĩ wa Thiong’o een auteur die laat zien hoe beperkend een westers literair dieet is. Petals of Blood is dé klassieker in zijn oeuvre. De roman sloeg bij verschijning in 1977 in als een bom en is van grote betekenis voor de Afrikaanse literatuur. Het is een rijk boek, geschikt voor herlezing, omdat Ngũgĩ wa Thiong’o zoveel samenbalt: psychologische roman, whodunnit, geschiedenisles, queeste.
Breed palet van personages en visies
Het startpunt is de moord op drie machtige mannen. Om achter de toedracht te komen, wordt in de verre voorgeschiedenis van vier verdachten gedoken. Een breed palet aan verhalen, meningen en gezichtspunten – ik hou van dat soort grensoverschrijdend lef in romans, voorbij de conventionele structuur. Maar wat mij vooral trof in de roman is de zorgvuldigheid waarmee Ngũgĩ wa Thiong’o de complexiteit van de neokoloniale samenleving blootlegt. Hij kiest nergens voor simplisme. Zijn roman toont de desastreuse gevolgen van corruptie en ongelijkheid, maar laat ook zien hoe lastig en weinig eenduidig mogelijke uitwegen zijn. Elk personage ontwikkelt een eigen visie op de beste manier om de grote problemen in Kenia te benaderen. Kijk bijvoorbeeld eens naar de mijmeringen van de idealistische Karega, die lesgeeft aan plattelandskinderen in het door droogte getroffen Ilmorog:
He was concerned that the children knew no world outside Ilmorog: they thought of Kenya as a city or a large village somewhere outside Ilmorog. How could he enlarge their consciousness so that they could see themselves, Ilmorog and Kenya as part of a larger whole, a larger territory containing the history of African people and their struggles?
Ngũgĩ wa Thiong’o toont ons de toewijding van Karega, maar een halve pagina later laat hij óók zien hoe zijn idealistische abstracties botsen met de dagelijkse realiteit:
It was hopeless: it was a gigantic deception. He and Munira were two ostriches burying their heads in the sand of a classroom, ignoring the howling winds and the sun outside. […] How could they as teachers, albeit in a primary school, ignore the reality of the drought, the listless faces before them? What had education, history and geography and nature-study and maths, got to say to this drought?
En even verder:
Thus history and legend showed that Ilmorog had always been threatened by the twin cruelties of unprepared-for vagaries of nature and the uncontrolled actions of men.
These thoughts mocked at Karega as he was carried along by the grandeur of the peoples past, the great cultures that spread from Malindi to Tripoli.
De grote, trotse verhalen voelen futiel ten opzichte van de heel concrete rampspoed van droogte, en Karega is onthutst als even later in zijn klas een jongetje flauwvalt van de honger. Zijn gedachten gaan daarbij meteen uit naar de overvloed in de stad. Dit is de aanloop naar misschien wel het meest epische deel van het boek, waarin de bewoners van Ilmorog op pad gaan om hun recht te halen bij hun corrupte volksvertegenwoordiger in de stad. Ngũgĩ wa Thiong’o leeft zich hier uit in prachtige karakterportretten en verhalen binnen het verhaal.
Net als in Tolstojs Oorlog en Vrede volgen we de karakterveranderingen van de personages, onder invloed van de omstandigheden, op de voet. Het is een van de grote genoegens bij het lezen van deze roman.
Het gevaar van het enkele verhaal
Ngũgĩ wa Thiong’o schreef Petals of Blood in de eerste plaats voor een Afrikaans leespubliek. Hij is geen schrijver die door de knieën gaat om begrippen, die voor westerse lezers wellicht onbekend zijn, uit te spellen. Dat maakt Petals of Blood een ontnuchterende leeservaring. Ik worstelde met mijn gebrek aan kennis; sommige subtiliteiten heb ik waarschijnlijk in z’n geheel niet opgepikt. Dat betekent niet dat het geen zin heeft om het boek te lezen, integendeel: soms is het beter om maar gewoon in het diepe te duiken, anders kom je nooit ergens.
Waarom het zo belangrijk is om buiten je eigen leesbubbel te stappen, maakt de Nigeriaanse schrijfster Chimamanda Ngozi Adichie prachtig duidelijk in haar veelgeprezen TED-talk over ‘het gevaar van het enkele verhaal’ (kijk vooral, hieronder). Zij groeide op met het lezen van Engelse boeken, en ontdekte pas later Afrikaanse auteurs. Dat betekende voor haar dat ze, toen ze als zevenjarige begon met verhalen schrijven, witte mensen met blauwe ogen opvoerde die over het weer praatten. Omdat ze dacht dat het zo hoorde, in verhalen. Ze verwoordt hoe belangrijk het is om jezelf te herkennen in literatuur. Net zo belangrijk is het om jezelf af en toe eens níet te herkennen in literatuur, want zoals Adichie heel terecht zegt:
Het enkele verhaal creëert stereotypen. En het probleem met stereotypen is niet dat ze onwaar zijn, maar dat ze onvolledig zijn.
Wil jij ook buiten je eigen bubbel lezen? Een sympathieke introductie hiertoe geeft Ann Morgan in haar essaybundel ‘Reading the World’. In een jaar tijd las ze van elk land ter wereld een boek. Aanleiding voor dit project was het testje uit het begin van dit stuk: ze telde de nationaliteiten in haar boekenkast, en schrok.
De prestigieuze Nobelprijs heeft trouwens grote invloed op onze leesbubbel. De juryleden hebben de macht om ons te interesseren voor auteurs die anders buiten ons blikveld blijven. Alleen al om die reden zou ik aan de heren en dames van de Zweedse Academie willen zeggen: ge Nobelpriset äntligen till Ngũgĩ wa Thiong’o!