Met een sympathieke hoofdpersoon neem je makkelijk lezers voor je in. Voor dat gemak kiest Chinua Achebe niet in Things Fall Apart. En terecht.
Things Fall Apart is waarschijnlijk de meest invloedrijke roman van Afrika. Van grote betekenis voor het zelfbewustzijn van het Afrikaanse continent ten tijde van de dekolonisatie, en ook nu nog een werk waaraan steeds weer wordt gerefereerd. Zoals Achebe later, terugkijkend, zelf analyseerde:
The popularity of Things Fall Apart in my own society can be explained simply… this was the first time we were seeing ourselves, as autonomous individuals, rather than half-people, or as Conrad would say, ‘rudimentary souls’.
Niet voor niets noemt Achebe hier Joseph Conrad, de schrijver van Heart of Darkness. Zijn witte perspectief op Afrika was tot die tijd vanzelfsprekend. Met Things Fall Apart veranderde dat. Sinds verschijning in 1958 is het boek in meer dan vijftig talen vertaald en nooit uit print geweest. Generaties lezers hebben wereldwijd kennis kunnen maken met een historische Afrikaanse roman die níet het blikveld van de witte man beschrijft.
Met deze misschien overvloedige introductie wil ik benadrukken hoe belangrijk dit boek is. Omdat ik er niet automatisch vanuit durf te gaan dat iedereen dit weet. Omdat Things Fall Apart veel heeft veranderd, maar tegelijkertijd ook veel niet. Het is goed mogelijk (zelfs waarschijnlijk) dat jij, net als ik, de middelbare school hebt doorlopen zonder ook maar één keer in aanraking te zijn gekomen met Afrikaanse, Arabische of Aziatische literatuur, en dat de naam Chinua Achebe nooit onder jouw aandacht is gebracht. Het witte perspectief is misschien niet meer vanzelfsprekend, maar toch nog altijd behoorlijk dominant. Op mijn school werd niet buiten de lijntjes gekeken, en dat zal geen uitzondering zijn geweest. Ik vind dat een probleem, in een tijd waarin alle continenten van elkaar afhankelijk zijn. Nederland is geen eiland met een hek.
Maar goed, de middelbare school is maar een korte episode in een mensenleven en Things Fall Apart is misschien een leeservaring die op latere leeftijd meer indruk maakt, als je het kunt afzetten tegen die hele bagage aan westerse literatuur.
De korte roman leest als een reeks anekdotische vertellingen over het dagelijks leven in een stam rond 1890. Vanuit de anekdotes ontvouwen zich plot en bedoeling. Via die vertellingen krijgt de lezer een indruk van normen en waarden, tradities, onderlinge verhoudingen binnen de stam. Dan, op driekwart van de roman, doet de eerste witte man zijn intrede, in een dialoog tussen hoofdpersoon Okonkwo en zijn goede vriend Obierika:
‘During the last planting season a white man had appeared in their clan.’
‘An albino,’ suggested Okonkwo.
‘He was not an albino. He was quite different.’
Niet alleen is het ijzersterk dat die witte man pas zijn intrede doet als de roman al vergevorderd is, ook de positionering als ‘de ander’ is raak. Dat de aanwezigheid van deze witte man alleen nog maar van horen zeggen is, draagt bij aan die positionering. De blanke als marginale curiositeit. Quite different, indeed.
Stel je voor hoe het geweest moet zijn om dit te lezen in 1958, een tijd waarin Achebes geboorteland Nigeria net de eerste voorzichtige stappen zet op weg naar onafhankelijkheid.
Misschien geef ik nu de indruk dat Things Fall Apart één groot politiek statement is, maar het is géén eenduidige roman, waarin de wereld slechts van één kant wordt bekeken. De toon is opvallend neutraal, ogenschijnlijk oordeelloos observerend. De lezer wordt niet opzichtig gedirigeerd naar sympathie voor de één of antipathie voor de ander. Met een omweg kom ik zo bij het aspect dat ik er graag uit wil lichten: Okonkwo is geen aangename hoofdpersoon. Het is een hardvochtige man, die zich gemakkelijker voelt bij geweld dan bij het tonen van emoties. Hij leeft in een gemeenschap waarin mannen met harde hand over vrouwen en kinderen regeren, en is daarin zelfs strikter dan anderen. Al vrij vroeg in de roman slaat hij zijn derde vrouw omdat ze het eten niet op tijd klaar heeft, hoewel het de heilige Peace Week is:
But Okonkwo was not the man to stop beating somebody half-way through, not even for fear of a goddess.
Hier zie je de neutrale vertelstem aan het werk. Hier zie je ook met hoeveel zelfverzekerdheid Achebe een personage neerzet dat zéker niet op algemene instemming kan rekenen. Ik heb even door de vele recensies op de site Goodreads gebladerd, en zeker een op de tien lezers die negatief is over het boek, noemt als reden dat de hoofdpersoon verschrikkelijk is. Onaardige hoofdpersoon = slecht boek, schijnen toch best veel mensen te denken. Natuurlijk is Achebe zich hiervan bewust. De buitenproportionele gewelddadigheid van Okonkwo is een bewuste keuze. Het probleem met lieve, nobele hoofdpersonen is namelijk onder meer dat ze beschouwd kunnen worden als knuffelbare, tandeloze tijgers. Daar heb je niet zoveel aan, als je serieus genomen wilt worden. Bovendien zou een lieve, nobele hoofdpersoon in de weg staan van de rijkgeschakeerde nuance die Achebe zoekt. Hij schrijft een serieuze historische roman, geen pamflet en geen sprookje.
Overigens is Okonkwo méér dan alleen maar een bonk smeulende woede. Ook staan er zachtmoedigere personages aan zijn zijde. Er zijn veel manieren waarop Achebe ons weerhoudt van een al te snel oordeel.
Met de schets van een hardvochtige hoofdpersoon in een imperfecte samenleving maakt Achebe een sterk punt, namelijk dat sympathie geen noodzakelijke basis is voor gelijkwaardigheid. Je hoeft iemand niet leuk te vinden om hem fatsoenlijk te behandelen. Je hoeft hem zelfs niet te begrijpen.
Na het lezen van Things Fall Apart zul je kolonisatie niet uit sentiment veroordelen, ‘omdat het zo zielig is voor Okonkwo’. In plaats van dat sentiment geeft Achebe ons iets veel belangrijkers: de middelen om kritisch na te denken. We krijgen het effect van kolonisatie gepresenteerd, en kunnen daaruit onze eigen conclusies trekken. Achebe kiest zelf niet voor de makkelijke weg, en hij moedigt ons aan om dat voorbeeld te volgen.
Things Fall Apart is in het Nederlands vertaald als Een wereld valt uiteen.