Eileen Chang, een van de grootste Chinese auteurs ooit, is eindelijk in het Nederlands vertaald. ‘De liefde van een half leven’ is kenmerkend en daarmee een goede introductie tot haar werk. Waarom ze zo uitzonderlijk is, en de moeite van het lezen waard blijft, begrijp je na het lezen van deze roman. En daarna wil je ongetwijfeld meer.

In ‘De liefde van een half leven’ raakt een moeder enige tijd zoek in de chaos rond de Slag om Shanghai, een cruciaal moment in de Tweede Chinees-Japanse oorlog. Haar kinderen weten niet waar ze is en kunnen haar niet bereiken. Het is maar een kleine episode in het grotere verhaal, dit is geen oorlogsroman. De hoofdpersonen worden door de geschiedenis overrompeld, terwijl ze in beslag worde genomen door andere beslommeringen. Dat is hoe Eileen Chang schrijft over politieke, historische gebeurtenissen; vanuit het perspectief van gewone mensen die het ook allemaal maar overkomt.

Aarzelende erkenning

Eileen Chang was geen schrijver die nadrukkelijk politiek stelling nam of de grote historische bewegingen analyseerde; ze schreef over mensenlevens, zorgvuldig en aandachtig. Dat is haar niet altijd in dank afgenomen, de Chinese overheid vond dat juist zij explicieter stelling had moeten nemen – haar eerste echtgenoot stond aan de kant van de Japanse bezetter. Mede daarom heeft ze in eigen land niet dezelfde officiële huldeblijken ontvangen als bijvoorbeeld nationale held Lu Xun. Sterker nog, haar werk was enkele decennia verboden in China. De herwaardering is van officiële zijde nog altijd aarzelend. Toen ik in Shanghai op zoek ging naar sporen van Eileen Chang was dat tamelijk ontluisterend.

Verteller, chroniqueur, observator

Maar die karige officiële erkenning zegt niets over haar grootheid. Ze staat op een voetstuk, zowel onder lezers als onder literaire critici. Het publiek wil haar lezen, steeds weer. Om de hoofdpersonen, die je zo makkelijk in het hart sluit. En om de verhaalintriges, die je bij de keel grijpen. Maar ook omdat ze zo levendig schrijft over het fascinerende Shanghai van de jaren dertig en veertig, ze is dé chroniqueur van de stad. Ook ‘De liefde van een half leven’ speelt zich er deels af.

Maar wat mij in het bijzonder aan haar intrigeert, is dat er volgens mij niemand is die zo uitgesproken en open schrijft over wat het betekent om vrouw te zijn in die tijd, in dat stuk van de wereld. En dat verhaal mag gehoord worden.

Misschien ben ik daar extra gevoelig voor omdat ik nog niet zo lang geleden twee romans van grote hedendaagse Chinese auteurs (in Engelse vertaling) heb gelezen; The Explosion Chronicles van Yan Lianke en China Dream van Ma Jian. Urgente werken die ons iets wezenlijks vertellen over de gruwelen van over-the-top hedendaags China – maar de vrouwelijke personages zijn volstrekt onwaarschijnlijk, gemodelleerd naar mannenfantasietjes, en bovendien over het algemeen niet meer dan decorstuk in het grote mannenverhaal. Dan is Eileen Chang, met haar aandachtig uitgewerkte vrouwenfiguren, een verademing.

Opoffering

De hoofdrol in ‘De liefde van een half leven’ is voor Manzhen, een verantwoordelijke, slimme, energieke jonge vrouw die met drie baantjes probeert om zichzelf, haar moeder en jongere broers en zusjes te onderhouden. Dit doet ze om niet langer afhankelijk te zijn van het geld van haar oudere zus, die zich heeft opgeofferd toen hun vader vroegtijdig overleed. Hoe, dat vertelt ze zonder poespas aan collega Shujin:

‘In die tijd had mijn zus nog geen diploma van de middelbare school, als ze wilde gaan werken, wat voor werk kon ze dan gaan doen? En als ze al werk kon vinden, dan zou ze er maar weinig voor betaald krijgen, niet voldoende om een heel gezin te onderhouden. Er zat niets anders op dan dansmeisje te worden. ‘Dat geeft toch niet’, reageerde Shujin, ‘dansmeisjes zijn er in alle soorten en maten, dat hangt helemaal af van jezelf.’ Manzhen pauzeerde even voor ze met een glimlach zei: ‘Natuurlijk zijn er ook goede dansmeisjes bij, maar van die soort kan een groot gezin helaas niet leven.’

De openheid en duidelijkheid van Manzhen is bewonderenswaardig, maar die van Eileen Chang óók. Ze pakt ferm een groot taboeonderwerp op en neemt dan ook nog eens stevig stelling. Voor meisjes was er verdomd weinig keuze om geld te verdienen, en Chang zwijgt niet over de consequenties daarvan. Dat ze haar mannelijke hoofdpersoon heel lief en begripvol laat reageren, is óók een stellingname. Hij kijkt niet op Manzhen neer vanwege het werk van haar zus, hij kijkt zelfs niet op haar zus neer. Dat is in de tijd waarin het boek zich afspeelt baanbrekend.

Gebroken door tradities

Uiteindelijk heeft het noodzakelijke escortwerk desastreuze gevolgen voor het karakter en de levensloop van Manzhens zus. Maar zij is zeker niet de enige binnen de roman die wordt gebroken door een dwingende vrouwenrol. Manzhens mannelijke tegenspeler Shijun moet toezien hoe zijn moeder lijdt, omdat zijn vader, Xiaotong, voltijds bij zijn concubine woont. Als de vader ernstig ziek wordt, dwingt zijn moeder zichzelf om als een goede echtgenote dagelijks naar ‘het andere huis’ te gaan. Als Shijun met haar meegaat, treffen ze dit tafereel aan:

De concubine leunde op het hoofdeinde van zijn bed, hij lag in haar armen en zij voerde hem mandarijnensap met een klein zilveren lepeltje. Xiaotong had niet in de gaten dat dat kon worden gezien als een idyllisch liefdevol tafereel. Toen zijn vrouw binnenkwam, sloeg de concubine enkel haar ogen op, zei zachtjes ‘dag mevrouw’, en ging verder met het voeren van het mandarijnensap.

Pijnlijk. En toch leggen beide vrouwen zich neer bij de situatie, omdat ze hun plek binnen de traditionele man-vrouwrollen accepteren. En zo zijn er meer momenten waarop Eileen Chang de pijn blootlegt die voortkomt uit traditionele overtuigingen. Dat doet ze niet door te beleren en te theoretiseren, maar door ons in het verhaal te trekken, via details zoals dat zilveren lepeltje, waarmee we ineens alles voor ons zien alsof we er met onze neus bovenop staan.

Het lot

Soms vind ik het niet erg om veel van een verhaal weg te geven, maar in dit geval zeg ik liever niets over de lotgevallen van Manzhen en Shijun, ga dat vooral zelf ontdekken. Maar mocht je tijdens het lezen het gevoel krijgen dat de schildering van vrouwenlevens soms wat al te dramatisch is, bedenk dan dat Eileen Chang zelf ook behoorlijk veel te verduren kreeg. Wrang voorbeeld: op haar zeventiende werd ze een half jaar (!) door haar eigen vader binnenskamers opgesloten wegens ‘ongehoorzaamheid’. De schrijfster wist uit eigen ervaring héél goed wat de zieke effecten waren van een patriarchale maatschappij. Onder meer die ervaringen wist ze om te vormen tot tijdloze literatuur. Wat mij betreft verdient ze alsnog een standbeeld, ergens héél prominent in Shanghai.

De vertaling waar ik zo dankbaar voor ben is van Silvia Marijnissen, uitgeverij De Arbeiderspers, 2018.