Vandaag de dag is A.L.G. Bosboom-Toussaint hooguit bekend als ‘die schrijver van Majoor Frans’. Daardoor lijkt ze op een one-hit-wonder uit de negentiende eeuw. Onterecht. In haar eigen tijd was ze een onbetwiste literaire superster, met een groot oeuvre dat breed werd gelezen. Haar ‘album amicorum’ geeft een fascinerend inkijkje.
In 1882 werd de zeventigste verjaardag van Anna Louisa Geertruida Bosboom-Toussaint uitbundig gevierd. De schrijfster werd daarbij getrakteerd op een imposant album amicorum – het vriendenboekje van die tijd – van maar liefst 684 bladzijden. Het is duizelingwekkend om te zien wie die bladzijden hebben gevuld: schrijvers, kunstenaars en componisten; staatslieden, predikanten en adellijken… Alleen iemand die zelf een grootheid is, kan zoveel grootheden op de been brengen bij een eerbetoon. Het album amicorum geeft daarmee een prachtig beeld van deze periode. Maar wat het ook doet: het laat zien wie A.L.G. Bosboom-Toussaint zelf nu eigenlijk was. Een kennismaking via huldeblijken.
Bliksemstart
Apothekersdochter Truitje Toussaint was slim, leergierig en ambitieus. Ze had het plan vertaalster te worden, maar kreeg de raad om zélf te gaan schrijven. C.P.E. Robidé van der Aa publiceerde haar debuut, Almagro. Hij was redacteur van het toen pas opgerichte literaire tijdschrift De Gids, samen met de invloedrijke E.J. Potgieter. Truitje werd in één keer in het hart van de literaire wereld gelanceerd. In 1882 was Robidé van der Aa niet meer in leven, maar zijn zoon schreef dit eerbetoon in het album amicorum:
‘Op den schoonen avond van een arbeidzaam, welbesteed leven zij den zeventigjarige, nog steeds in de volheid van haar talent, bloeiende schrijfster. Deze eenvoudige hulde gebracht door den zoon, wiens vader voor nagenoeg een halve eeuw in Hollands tuin de ontluikende roos verwelkomde.’
Isolatie
‘Spitsbergen’, noemde Truitje Toussaint haar woonplaats Alkmaar in een brief aan Jacob van Lennep. Ze voelde zich geïsoleerd, het literaire leven speelde zich af in Amsterdam en Leiden. Geïsoleerd was ze ook omdat de band met haar moeder slecht was (die richtte zich volledig op haar broertje). Dus Truitje zat veel op haar kamer. En werkte, keihard. Publicatie na publicatie. Zodat de vooraanstaande Alkmaarder C.W. Bruinvis in zijn versje voor haar album amicorum kon schrijven dat ze in hun midden bleef: ‘totdat haar naam door ’t gansche land/Op ieders tong was voortgeplant’:
Uiteindelijk ging ze van de stad houden. En de stad hield van haar: in 1843 werd ze uitgeroepen tot ereburgeres.
Optimistisch schreef Bruinvis nog:
Zolang het neêrlandsch blijft bestaan
Zal hare roem niet ondergaan!
Monumentale roman: Het huis Lauernesse
Zeker tien bijdragen in het album amicorum roemen Het huis Lauernesse, Truitjes historische roman uit 1840. Voor het eerste plaatste ze een verhaal in de Nederlandse geschiedenis, voor die tijd had ze zich laten inspireren door Engeland. Het schrijven en de bijbehorende research voor dit monumentale werk in twee delen vielen haar zwaar, maar haar harde werken werd beloond: haar naam was definitief gevestigd. Haar tijdgenoten waren ervan overtuigd dat dit werk haar eeuwige roem zou geven, zoals blijkt uit het versje dat uitgever M. Wijt jr. in haar album amicorum schreef:
‘Wat in deez’ eeuw van stoom, ook kome of verdwijn
Het ware Schoone blijft, al wisslen de geslachten
’t Huis Lauernesse, – vrucht van studies en gedachten
Meldt aan ’t nakroost, nog uw roem: Bosboom-Toussaint’
Christelijke moraal
Veel van de romans van Bosboom-Toussaint – te beginnen met Het huis Lauernesse – zijn christelijk geïnspireerd. In onze tijd wordt een moralistische roman – zeker een christelijk-moralistische roman – met enige scepsis beoordeeld; in de negentiende eeuw was het een aanbeveling. In het album amicorum zijn volop bijbelcitaten en huldeblijken van predikanten te vinden. En dit portret van de Alkmaarse predikant J.J. van Oosterzee, die grote invloed had op de schrijfster:
Hij was eerder dat jaar overleden, maar de samenstellers van het album vonden het blijkbaar belangrijk dat hij toch niet ontbrak.
Omringd door kunstenaars
Na twee ongelukkige liefdes trouwde Truitje Toussaint in 1851 met de schilder Johannes Bosboom. Ze was al bijna veertig en een beroemdheid. Iedereen gunde haar het geluk, en het kunstenaarsechtpaar sprak tot de verbeelding. Veel van de huldeblijken in het album amicorum noemen ook de naam van haar echtgenoot. Bosboom behoorde tot de vroege Haagse school, hij was bevriend met Hendrik Willem Mesdag, Willem Maris, Jozef en Isaac Israëls, David Artz… En al die grote namen leverden een bijdrage aan het album amicorum. Deze tekening is van Jozef Israels:
In Laura’s keuze, een late eigentijdse roman van Bosboom-Toussaint, komt het werk van Jozef Israels in een discussie uitgebreid ter sprake. De onsympathieke hoofdpersoon Laura laat weten dat ze neerkijkt op die ‘Katwijker visschers in hun onooglijk kostuum, of Scheveningsche breisters en vischvrouwen met gelapte jakken en vuile mutsen, allerakeligst om te zien; daar houd ik niets van!’ Een van de helden uit de roman verdedigt het werk van de baanbrekende schilder vervolgens vurig.
Maar wát zegt Kloos daar eigenlijk?
Terwijl Bosboom-Toussaint in Laura’s Keuze een lans breekt voor vernieuwende schilderkunst, is er een nieuwe manier van schrijven ontstaan, waar ze juist weinig mee opheeft. ‘De Tachtigers’ breken met alles waar zij voor staat. Toch schrijft Tachtiger Willem Kloos een blad vol in haar album amicorum. Toch een huldeblijk van de jonge generatie voor een vrouw die zoveel voor de literatuur heeft betekend, dacht ik in eerste instantie. Maar wát zegt hij eigenlijk op die bladzijde? Wat is dat voor ambivalent stukje tekst? Lees maar even mee:
‘Wijs en gerechtig de Muze: zij weigert den weeken haar krans niet,
Vluchtige bloesems der lent’, licht als de vrucht van hun geest.
Doch wie de worstling aanvaardt – zij wenkt, dat de dorenen hem ten
kroon om het bukkende hoofd schieten in eeuwigen bloei…
Vrouwe! U mocht het geschiën, dat de kronen der kracht uwen slapen
Daalde uit der Godlijke hand, zonder de doornen des strijds’.
Wacht even: dus degene die de worsteling met de doornen aanvaardt, bloeit eeuwig, maar Bosboom-Toussaints heeft de kroon ontvangen zónder de doornen des strijds. Is zij dan een ‘weeke’ die ‘vluchtig’ is? En is de vrucht van haar geest dan licht? Het is wat cryptisch opgesteld, maar zit er in dit compliment – de Muze heeft haar gekroond – niet een verschrikkelijke belediging verborgen?
En zonder de doornen des strijds – dat is raar om te zeggen over iemand die zo keihard heeft geknokt om met schrijven de kost te verdienen. Iemand die zich een unieke positie in de literatuur wist te verwerven, waarbij ze ook nog eens altijd nadrukkelijk haar onafhankelijkheid heeft willen behouden.
Fiere draagster van de banier der Kunst
Maar er is ook een ander geluid – en een stuk minder cryptisch. Melati van Java vertegenwoordigt óók de jongere generatie schrijvers in het album amicorum. Geen Tachtiger, maar een onafhankelijke schrijfster van Indo-Europese afkomst. Zij schrijft:
Van harte zij U – de schrijfster van Majoor Frans en Langs een omweg – de kracht toegewenscht om ons nog langen tijd vóór te gaan, met de banier der Kunst, die gij zoo fier in uwe reeds zeventig jarige hand draagt.
Daaruit blijkt wat mij betreft dat Bosboom-Toussaint een voorbeeldfunctie moet hebben gehad voor andere vrouwelijke schrijvers. Melati van Java noemt nadrukkelijk twee eigentijdse romans van Bosboom-Toussaint. Dat is een teken aan de wand: het hooggewaardeerde genre van de historische roman, waar Bosboom-Toussaint haar reputatie mee vestigde, begint onder jongere schrijvers aan belang in te boeten.
De onconventionele heldin: Majoor Frans
En dan komen we toch uit bij die aanstekelijke, onconventionele heldin die Bosboom-Toussaint tot leven toverde: Majoor Frans, oftewel freule Francis Mordaunt. Ze doet wat ze wil, zegt wat ze wil en trekt zich niets aan van de publieke opinie. Uiteindelijk wordt ze ‘getemd’ in een huwelijk, dat wel. Tot op de dag van vandaag wordt getwist over hoe feministisch de roman nu eigenlijk is. Hoe dan ook: de hoofdpersoon sprak tot de verbeelding. Majoor Frans was al direct een bestseller, en de enige in de lange rij romans van Bosboom-Toussaint die nu nog wel eens wordt gelezen. Er is zelfs een Engelse editie uit 2010, en een ‘hertaling’ uit 2016. Kunstschilder Otto Eerelman portretteerde Majoor Frans zeer karakteristiek voor het album amicorum:
Geen man haar meerdere
Wat het album amicorum toont, is de uitzonderlijke grootheid van A.L.G. Bosboom-Toussaint. Uitzonderlijk omdat ze door zoveel verschillende kringen op handen werd gedragen, uitzonderlijk ook omdat er geen vrouw was die zo’n status wist te behalen. Zoals de letterkundige Willem Doorenbos in het album zegt:
In den lande is geen vrouw haar gelijk;
geen man haar meerdere.
En zo was het.
De 684 bladzijden van het album amicorum worden bewaard door het Regionaal Archief Alkmaar. Enkele van de bladzijden mocht ik laten zien tijdens een cursus die ik daar gaf. Zowel de cursisten als ik raakten zeer onder de indruk van deze bijzondere archiefschat. Het album is digitaal ontsloten en volledig in te zien in het Geheugen van Nederland. Nog één bladzijde, om mee af te sluiten: het eerbetoon van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels.