We hebben de neiging om een rode draad in ons leven te zoeken, een betekenisgevend verhaal. Maar het bestaan verloopt vaak rommelig en onvoorspelbaar. Mercè Rodoreda laat in Colometa zien hoe toevalligheden het leven van een mens boetseren.
In dit geval het leven van Natàlia. Haar beheerste bestaan wordt overhoopgegooid als ze op een straatfeest in Barcelona de impulsieve wervelwind Quimet tegenkomt. Hij geeft haar al bij die eerste ontmoeting een nieuwe naam, Colometa – duif. De ontmoeting opent een deur naar een huwelijk, en het huwelijk opent een deur naar intimidatie. Het onverwachte leven. Dit fragment is uit de begintijd van hun relatie:
Hij kocht de motor van iemand die verongelukt was en pas de volgende dag was gevonden. Met deze motor reden we in razende vaart over de wegen waarbij de kippen in de dorpen opvlogen en de mensen verschrikt opzij sprongen.
‘Hou je vast, nu komt het pas!’
De bochten vond ik nog het ergste: dan lagen we zowat plat op de weg, pas op het rechte stuk reden we weer rechtop. Had je dat ooit gedacht toen je me leerde kennen, dat ik je nog eens zoveel kilometers zou laten vreten? In de bochten werd mijn gezicht ijskoud en het voelde aan als karton, mijn ogen traanden en met mijn wang tegen Quimets rug gedrukt zat ik er de hele tijd maar aan te denken dat ik nooit levend thuis zou komen.
Registreren zonder te duiden
De gemoedstoestand van Natàlia wordt duidelijk uit de details die ze registreert: de verongelukte vorige eigenaar, de opvliegende kippen, haar gezicht dat aanvoelt als karton. En dan die kilometervretende trots van Quimet, die zo cru botst met haar emoties. Dit is hoe Rodoreda gedurende de hele roman werkt, met precies geplaatste details, zonder te analyseren of te duiden. Zo groeit, heel zorgvuldig, het beeld van een vrouw die bezig is met overleven, met doorzetten onder de omstandigheden die ze op haar pad tegenkomt. Natàlia heeft niet het karakter, maar ook niet de luxe om haar leven uitgebreid onder de loep te leggen. Ze constateert wat er is. Gaandeweg greep het mij steeds meer aan om zo dichtbij het karakter te zijn. Een mindere schrijver zou vervallen in toelichten, maar niet Rodoreda. Hier zo’n passage die me bij de keel greep, zonder dat ik het gevoel had heel opzichtig naar die emotie gestuurd te worden:
De vrouw van mijn vader kwam me vertellen dat hij gestorven was en vroeg of ik iets kon bijdragen voor de begrafenis. Ik deed wat ik kon, al was het niet veel, en toen ze weg was zag ik mezelf weer, heel even, midden in de woonkamer staan als klein meisje met een witte strik bovenop mijn hoofd, naast mijn vader, die me een hand gaf waarna we door straten met tuinen liepen en steeds weer kwamen we door een straat met villa’s waar een hond in de tuin stond die, als we passeerden, tegen het hek op sprong en blafte: even leek het alsof ik weer van mijn vader hield of dat ik, heel lang geleden, van hem gehouden had. Ik ging naar de dodenwake maar kon niet langer dan twee uur blijven omdat ik de volgende dag vroeg op moest om kantoren schoon te maken.
Ingebed tussen twee nuchtere zinnen staat dat ene lange vlechtwerk van indrukken. Steeds weer kwamen we door een straat – is het één herinnering, of een reeks herinneringen, of toch meer een droom, of de herinnering aan een droom? Om daar meteen de complexe relatie met de vader aan te koppelen is scherp. Ik lees een mengeling van nostalgie, verbittering, verdriet en berusting in die halve zin. Onzekerheid ook, want in die paar woorden wordt de vraag opgeroepen wat liefde eigenlijk is, en wanneer je onomwonden kunt zeggen dat je van iemand houdt. Zoveel samengebalde emoties, waar eigenlijk geen ruimte voor is – want er moet gewerkt worden.
Spaanse burgeroorlog
Op dit moment van de roman is de Spaanse Burgeroorlog al uitgebroken. Rodoreda laat de chaos en armoede zien waar de bewoners van Barcelona door worden overvallen. Niet het strijdveld, niet de strategen. Het verhaal van gewone mensen, voor wie de oorlog iets is wat ze overkomt terwijl ze bezig zijn met hun leven. Voor Natàlia draait de oorlog vooral om schaarste – ze moet Quimet missen, die naar het front trekt, en ze heeft steeds meer moeite om zichzelf en haar kinderen te voeden.
En die dag aten we als maaltijd met zijn drieën een sardine en een half rotte tomaat. En als we een kat gehad hadden dan zou die geen graatje meer gevonden hebben.
De beproevingen volgen elkaar op, door Natàlia soms met nuchtere constateringen, soms met delirische wanhoop geregistreerd. Dit leidt tot een dramatische climax, maar Rodoreda breekt met de conventies en zet niet na de climax een snelle afronding in om het verhaal te besluiten. We volgen Natàlia nog tot jaren na de burgeroorlog. Dan zien we dat de nachtmerrie-achtige, diepe put waarin ze is verdwenen niet zomaar is gedempt, omdat de oorlog ten einde is.
Ik draaide de kraan een eindje open zodat er een straaltje water uit kwam en bewoog een vinger heen en weer door het dunne straaltje, als een ruitewisser die het raam van een auto schoonveegt in de regen, een half uur lang, drie kwartier, een uur… op het laatst wist ik niet meer wat ik deed.
Zo’n subtiel beeld van innerlijke ontreddering. De sporen van haar huwelijk met Quimet en de sporen van het lijden tijdens de oorlog lopen onontwarbaar door elkaar heen; er is niet één verklaring, één duiding – en al helemaal niet één oplossing. Deze eerlijkheid over wat omstandigheden met een mens kunnen doen, vind ik een van de mooiste aspecten van ‘Colometa’. Het leven wordt vaak zo ‘maakbaar’ voorgesteld. Alsof leven een kwestie is van je pad uitstippelen en je doelen bepalen. Dat maakbaarheidsdenken doet geen recht aan mensen die níet zomaar over hun omstandigheden heen kunnen stappen.
Rodoreda is gelukkig niet zo kortzichtig. Haar hoofdpersoon is sterk, en nuchter, en van goede wil. Geen zelfmedelijden, geen navelgestaar. Toch komt er een moment waarop ze niet meer dan een schim van een mens is, die een uur lang met haar vinger heen en weer gaat onder een straaltje kraanwater. Daarmee laat Rodoreda op magistrale wijze zien dat het leven niet altijd een netjes, mooi afgerond verhaal is waarvan je zelf de auteur bent. En dat is een verademing.
De fragmenten komen uit de vertaling uit het Catalaans door Elly Bovée, uitgegeven bij Menken, Kasander & Wigman Uitgevers.